Garantievermogen |
Vermogen dat garant staat voor de voldoening van de verplichtingen aan de reguliere schuldeisers.
Het garantievermogen is opgebouwd uit het aandelenvermogen, de reserves en de achtergestelde leningen.
De voorziening vallen er niet onder, want die worden gerekend tot het vreemde vermogen.
|
Geconsolideerde jaarrekening |
Een jaarrekening waarin de activa, de passiva en de baten en lasten van de rechtspersonen die een groep vormen, als een geheel worden opgenomen.
|
Gedragsregels |
Voor het uitvoeren van een betrouwbare registratie van de ontwikkeling van het vermogen zijn een viertal gedragsregels nodig. Deze zijn gericht op:
- consistentie, d.w.z. berekeningen zijn voorspelbaar omdat ze steeds op gelijksoortige wijze verlopen;
- tijdigheid, d.w.z. de berekeningen moeten aangeleverd worden op een termijn die past bij de situatie waarin de berekeningen plaatsvinden;
- voorzichtigheid, d.w.z. winsten pas boeken als ze gerealiseerd zijn, verliezen boeken als ze redelijkerwijze zijn te verwachten;
- significantie, d.w.z. onderscheid maken tussen hoofdzaken en bijzaken, waarbij hoofdzaken betrekking hebben op data die invloed hebben op de besluitvorming.
Bedrijfseconomie is dus geen wiskunde, waar het gaat om zuiverheid in de berekening. Als de nadelen van precisie groter zijn dan de voordelen, is het economisch verantwoord om de precisie achterwege te laten.
|
Geïnduceerd vermogen |
Geïnduceerd vermogen is vermogen dat vanzelf ontstaat, zoals de post crediteuren. Het is vermogen dat voortvloeit uit krediet van leveranciers en andere schuldeisers.
De passiva die niet geïnduceerd zijn, vallen onder het financieringsbeleid. {Financiering} Het restant van de vermogensbehoefte moet verzorgd worden via autonoom vermogen.
|
Geld |
- Betaalmiddelen in handen van het publiek, onder te verdelen in chartaal (munten en bankbiljetten) en giraal geld {Statistische definitie}.
- Betaalmiddelen ongeacht wie ze in handen heeft, dus ook overheid, banken en buitenland. (zie Geldmarkt) {Monetaire Economie}.
- Misconceptie: Alternatieve valuta, zoals cryptogeld (bijv. Bitcoin) en virtuele valuta die niet op encryptie zijn gebaseerd (bijv. ECU en Eurodollar)
- Misconceptie: Munteenheden die in fysieke spellen (zoals Monopoly) of digitale spellen worden gebruikt. Bij digitale spellen zijn de munten vaak te koop tegen echt geld en kunnen soms ook weer teruggewisseld worden voor echt geld.
|
Geldaanbod |
- Hoeveelheid geld die de banken en de overheid reeds in circulatie gebracht hebben vanwege transactie-, voorzorg- of speculatiemotief.
- Aanbod van geld: het aanbod van financiële middelen waar vraag naar is op de geldmarkt.
Zie voor vergelijkbare betekenissen: het aanbod.
|
Geldmarkt |
- (In ruime zin) Vraag naar en aanbod van liquide middelen waarbij zowel het publiek als banken en overheid partij zijn.
- (In enge zin) Vraag naar en aanbod van liquide middelen waarbij uitsluitend de banken en de overheid partij zijn.
N.B. Overigens is de definitie van geld: betaalmiddelen in handen van het publiek. In deze betekenis gaan vraag en aanbod op de geldmarkt niet over geld, maar over primaire liquiditeiten.
|
Geldmarktfonds |
Instelling die het geld van deelnemers in deposito's en andere geldmarktproducten belegt. Er wordt geen dividend uitgekeerd. Deze instelling wordt ook wel groeifonds of liquiditeitenfonds genoemd.
Vanwege de korte looptijd van deposito's is een geldmarktfonds minder gevoelig voor rentewijzigingen dan een obligatiefonds.
|
Geldschepping |
- Toename van de geldhoeveelheid in handen van het publiek. In principe is er een tweedeling in de maatschappij. Het publiek is het ene deel dat bestaat uit bedrijven en gezinnen. Het andere deel bestaat uit banken, overheid en buitenland.
Als het publiek geld ontvangt van banken, overheid of uit het buitenland is er sprake van toename van de binnenlandse geldhoeveelheid en dus is er geldschepping. Als het publiek betaalt (of aflost) aan banken, over heid of buitenland is er sprake van geldvernietiging.
- Wederzijdse schuldaanvaarding kan een manier zijn om geld te scheppen. Als de bank iemand een hypotheek van € 200.000 verstrekt en iemand belooft die € 200.000 weer terug te betalen, vindt er geldschepping plaats, omdat er een tijdsverschil is tussen het moment dat de bank uitbetaalt en het moment dat de hypotheekgever aflost.
- Misconceptie: Wederzijdse schuldaanvaarding tussen bedrijven. Als een bedrijf een ander bedrijf krediet geeft, dan is er geen toename van betaalmiddelen in handen van het publiek, maar rekent De Nederlandsche Bank dat tot een toename van de omloopsnelheid van het geld. En de geldstroom bestaat uit hoeveelheid geld x omloopsnelheid.
- Misconceptie: Ontstaan en groei van alternatieve munteenheden. De toename van betaalmiddelen in de vorm van alternatieve valuta, zoals cryptogeld (bijv. Bitcoins) of virtueel geld in games valt niet onder geldschepping, maar wordt opgevat als een toename van de omloopsnelheid van het geld.
|
Geldschieter |
Particulieren of bedrijven die geld beschikbaar stellen om bedrijfsactiviteiten te financieren (zij schieten geld voor). Monetair gezien neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid niet toe, zoals bij een bank die geld uitleent, maar wel neemt de omloopsnelheid van het geld toe.
Vaak gaat het om financiering van een bedrijf dat nog geen aandelen naar de beurs heeft gebracht en die dus als eenmanszaak, VOF of BV actief is.
Bij een beursgang kan de geldschieter vaak met voorrang aandelen kopen en krijgt hij zijn geld terug vanuit de opbrengst van de aandelenemissie.
|
Geldstroom |
De geldstroom in een land is van belang voor de verkeersvergelijking van Fisher: MV = PT.
De geldstroom hangt van twee zaken af: de hoeveelheid geld (M van money) die in omloop is en de omloopsnelheid van het geld (V van Velocity), dus eigenlijk de snelheid waarmee het geld in een periode van hand tot hand gaat.
De geldhoeveelheid hangt af van de omvang van de wettige betaalmiddelen in handen van het publiek (bedrijven en gezinnen).
De omloopsnelheid kan ook beïnvloed worden door betaalmiddelen die niet tot de geldhoeveelheid gerekend worden, of door krediet dat particulieren aan elkaar verlenen.
De geldstroom is van belang voor het bepalen van mogelijke oorzaken voor inflatie.
|
Geldvraag |
- Hoeveelheid geld die particulieren en bedrijven reeds in hun bezit hebben vanwege transactie-, voorzorg- of speculatiemotief.
- Vraag naar geld: de vraag naar financiële middelen die aangeboden worden op de geldmarkt.
Zie voor vergelijkbare betekenissen: de vraag.
|
Gemene goed |
Een doordacht alternatief economisch systeem, geïnitieerd door Christian Felber, docent aan de universiteiten van Wenen en Graz in Oostenrijk, waarbij de “Ware Winst” als sleutelbegrip geldt. Zie nadere info
|
Geplaatst aandelenvermogen |
In de statuten van een NV of BV staat de maximale omvang van het aandelenvermogen (het maatschappelijk aandelenvermogen). Van dit vermogen is een deel in omloop gebracht via verkoop en dit heet het geplaatste aandelenvermogen.
|
Gewone bedrijfsuitoefening |
Het primaire proces dat een onderneming uitvoert.
Onder het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening verstaat de wetgever de winst of het verlies als gevolg van de productie of dienstverlening die het bedrijf verzorgt.
Winst op verkoop van gebouwen of verliezen door deelneming in andere ondernemingen, bijvoorbeeld, vallen hier buiten. Deze staan apart vermeld in het resultatenoverzicht.
|
Gezin |
- Een groepje mensen dat meestal bestaat uit vader, moeder en een of meer kinderen. {Volksmond}.
- Consumptiehuishouding: een persoon of meer personen die met elkaar een economische eenheid vormen. Zij vormen de basis van de de vraagzijde in de handel in goederen en diensten.
Tegenover de consumptiehuishoudingen staan de productiehuishoudingen (bedrijven of producenten) die ervoor zorgen dat er goederen en diensten worden gemaakt. {Micro-economie}.
Synoniem: consument.
|
Giraal geld |
- Tegoed bij de Postbank of de andere banken waarmee betalingen verricht kunnen worden. Giraal geld en chartaal geld vormen samen de contante betaalmiddelen, ook wel als ‘ cash’ aangeduid.
- Misconcepties: cash, kasgeld of kas [euro] {Financiering}.
|
Godzilla grant |
Toekennen van nieuwe opties op aandelen van het eigen bedrijf met behoud van de oude opties in situaties waarin de beurskoers aanzienlijk gedaald is onder de uitoefenprijs door oorzaken die buiten de invloed van een directie liggen {Externe Verslaggeving}.
Deze variant van Repricing (Herwaardering opties) bestaat naast option swap en option regrant.
|
Goederenstroom |
De goederenstroom in een land in een land is van belang voor de verkeersvergelijking van Fisher: MV = PT.
De goederenstroom hangt af van het prijsniveau (P van Prices) en de hoeveelheid goederen en diensten (T van Trade) die in dezelfde periode van hand tot hand gaan.
Het is nog mogelijk om nader onderscheid te maken tussen de stroom goederen die voortgebracht is in een land (het nationaal product) en de stroom goederen zowel tussen bedrijven en gezinnen als de handel tussen bedrijven onderling.
De goederenstroom is van belang voor het bepalen van mogelijke oorzaken voor inflatie.
|
Goodwill |
- Algemene (= connotatieve) definitie
Meerwaarde van een onderneming vanwege de inkomsten die verwacht mogen worden dankzij de klantenbinding die is opgebouwd in de loop van een aantal jaren.
Het gaat dus feitelijk om de economische waarde van de reputatie die een bedrijf heeft opgebouwd.
Het gebruik van de term goodwill hangt af van de persoon en de situatie waarin deze persoon zich bevindt. Daardoor zijn er een groot aantal operationele definities van goodwill.
- Eigen goodwill: meerwaarde van de onderneming bekeken vanuit de eigenaar
- Schatting van de tijd en investering die nodig was om het huidige bestand aan klanten op te bouwen, ervanuit gaande dat deze klantenkring gehandhaafd blijft (retrospectief) [euro].
- Schatting van de waarde van een onderneming op basis van de contante waarde van de overwinst (prospectief, dus vooraf te bepalen) [euro].
Dit bedrag is de uitgangssituatie bij de overname van een bedrijf, maar zal nooit helemaal verdisconteerd worden in de prijs, want anders heeft de koper geen voordeel aan de overname.
- Balanswaarde van de klantenbinding die vertegenwoordigd is in de netwerken die het bedrijf heeft opgebouwd. Deze is per definitie € 0,- , want het is wettelijk niet toegestaan om de eigen goodwill te activeren op de balans
- Verwachte goodwill: meerwaarde die een potentiële koper van een onderneming verwacht te behalen
- Een schatting van de tijd en energie die iemand zich bespaart door een bestaande zaak over te nemen, in plaats van een nieuwe zaak op te bouwen [euro].
- Schatting van de eigen goodwill, maar gecorrigeerd voor het mogelijke klantenverlies door de verandering van eigenaar en aangevuld met opties voor mogelijke extra winst uit projecten of opties voor voordelen uit de synergie (meer omzet of minder kosten door samenvoeging van bedrijven) [euro].
- Vraagprijs voor de eigen goodwill in geval een onderneming te koop staat
- De meerwaarde van de onderneming boven het ‘aanwezige’ eigen vermogen van de onderneming.
Anders gezegd de prijs die betaald moet worden voor de verwerving van een onderneming voor zover die hoger is dan de waarde van de actief- minus passiefbestanddelen van de verworven onderneming [euro].
In dit geval vindt eerst een herwaardering van de activa en passiva plaats, zodat er een juiste schatting is van het aanwezige eigen vermogen van de onderneming.
Het is een benadering van de methode die onder 1 genoemd staat. (Ex ante, dus vooraf te bepalen)
- De meerwaarde van de onderneming boven het ‘zichtbare’ eigen vermogen van de onderneming op de balans.
Anders gezegd de prijs die betaald moet worden voor de verwerving van een onderneming voor zover die hoger is dan de waarde van de actief- minus passiefbestanddelen van de verworven onderneming [euro].
In dit geval speelt de waardering van de activa een grote rol in de vaststelling van de goodwill, want de stille reserves worden zo onderdeel van de goodwill.
Het is een slordige benadering van de methode die onder 1 genoemd staat, omdat er mogelijk afwijkingen zijn tussen de reële waarde van de balansposten en de boekwaarde. (Ex ante, dus vooraf te bepalen)
- Gekochte goodwill, zoals die na de overname uit de overeenkomst blijkt
- Bedrag dat een onderneming bij fusie of overname heeft betaald om gebruik te mogen maken van de activa, de naam en de reputatie van een ander bedrijf [euro per gebeurtenis] {Kostencalculatie en Externe Verslaggeving}.
Volgens de IFRS-regelgeving moet er een herwaardering van alle balansposten op basis van de reële waarde (fair value) plaatsvinden voordat het bedrag van de goodwill als resultante van Eigen Vermogen na herwaarderingen en overnameprijs wordt vastgesteld.
(Ex post, dus een boekhoudkundige constructie die achteraf is vast te stellen).
- Verschil tussen de waardering op basis van de verwervingsprijs van de aandelen (en dus niet de activa en passiva uit de balans) en de nettovermogenswaarde [euro] {Externe Verslaggeving}. Dit saldo kan zowel positief als negatief zijn. (Ex post, dus achteraf vast te stellen).
- Bedrag dat bij de immateriële vaste activa op de balans is opgenomen om de waarde uit te drukken die nog bestaat voor de overname die in het verleden heeft plaatsgevonden van een ander bedrijf. [euro].
Oorspronkelijk vond jaarlijks een afschrijving plaats op dit bedrag, zodat de betaalde goodwill in de loop van een paar jaar via de Winst- en Verliesrekening werd weggeboekt (zie de wettelijke balansmodellen: bedrijfseconomische-modellen.nl) {Externe Verslaggeving}.
Sinds de invoering van IFRS is dat niet meer toegestaan voor beursgenoteerde onderneming, maar moet de betaalde goodwill omgerekend worden naar de waarde die zij alsnog heeft in het maatschappelijk verkeer (impairment toets).
(Ex post, dus achteraf vast te stellen)
|
Groen beleggen |
- Vorm van duurzaam beleggen, d.w.z. een vorm van beleggen waarbij niet alleen een (hopelijk) positief rendement wordt behaald, maar waar ook de gevolgen voor mens en milieu meespelen bij het nemen van beleggingsbeslissingen.
- Bepaalde vormen van duurzaam beleggen die fiscale voordelen opleveren vanwege voorwaarden die de overheid stelt.
Bijvoorbeeld beleggingen in duurzame energieprojecten of gebouwen, biologische landbouwbedrijven en natuurontwikkelingsprojecten.
Deze ‘groenprojecten’ hebben een groenverklaring van de overheid nodig en geven beleggers bepaalde vrijstellingen van heffingen.
|
Groep |
Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen organisatorisch verbonden zijn, bijvoorbeeld via deelnemingen of via dochtermaatschappijen.
|
Grootboek |
Onderdeel van de boekhouding, waarbij de balansposten elk een eigen overzicht in scontrolvorm krijgen om alle wijzigingen in die balansposten vast te leggen.
Ter ondersteuning vindt een uitsplisting plaats van grootboekrekeningen in hulprekeningen die uiteindelijk weer samenkomen in de balansposten.
Belangrijk hulprekeningen zijn de rekeningen die betrekking hebben op de opbrengsten en kosten van een periode en die gezamenlijk de resultatenrekening bepalen.
Het saldo van de resultatenrekening komt als mutatie bij het eigen vermogen op de eindbalans.
|
Vakdidactische termen
|
Vt Gegevensadagium |
De veronderstelling dat alle gegevens die je nodig hebt ook beschikbaar zijn en dat alle beschikbare gegevens nodig zijn bij het oplossen van een vraagstuk.
Met dit adagium kun je soms vraagstukken oplossen die eigenlijk onoplosbaar zijn, omdat belangrijke gegevens ontbreken.
Als je toch langs deze weg problemen oplost, vind je wel een uitkomst, maar is de kans klein dat je economisch inzicht ontwikkelt. Als strategie om je uitkomst te controleren is het gegevensadagium wel geschikt.
Eigenlijk is het gegevensadagium een stilzwijgende afspraak tussen auteur en studenten: als jullie niet moelijk doen over gegevens die ontbreken, zal ik het jullie niet moeilijk maken door gegevens toe te voegen die overbodig zijn.
Zie ook: Vakdidactiek Bedrijfseconomie - Gegevensadagium.
|
Vt Goed lezen
|
“Kijk toch wat er staat, je moet goed lezen wat er staat.”, is een gevleugelde uitspraak van docenten, terwijl zij wijzen naar de letters op papier. Maar dezelfde letters roepen bij de docent andere associaties en andere beelden op dan bij de student.
Goed lezen bestaat namelijk uit drie elementen: waarnemen, interpreteren en aanvullen.
- waarnemen: kijken naar de woorden die op papier staan of naar de lijnen die in een grafiek getekend zijn;
- interpreteren: vaststellen wat voor type situatie er is en vanuit welke subdiscipline je werkt, waardoor je de betekenis van de woorden kunt vaststellen;
- aanvullen: ontbrekende stukjes tekst toevoegen of impliciete vooronderstellingen expliciet maken.
Een goede oriëntatie bestaat voor een groot deel uit goed lezen.
Zie ook: Vakdidactiek Bedrijfseconomie - Goed lezen.
|
Vt Gokstrategie |
“Eerst zet ik alle gegevens bij elkaar”, zei een studente laatst, “en dan reken ik alvast wat uit. Daarna kijk ik wat gevraagd wordt, en meestal staat er dan al wat goeds op papier.” Deze benadering werkt soms wel, maar de kans op succes is beperkt.
Toch blijkt er wel uit dat je soms langs niet-economische weg de juiste uitkomst kunt vinden.
Bedrijfseconomische vraagstukken zijn in veel gevallen eigenlijk multiple-choice vraagstukken. Het aantal mogelijke oplossingen is niet zo groot, omdat het aantal wiskundige bewerkingen beperkt is.
Worteltrekken, logaritmen berekenen, machtsverheffen, integreren, differentieren, het zijn allemaal bewerkingen die je in de bedrijfseconomie niet tegen komt. Geldbedragen kun je optellen en aftrekken en soms kun je ze delen op elkaar, maar vermenigvuldigen is uitgesloten. Om die reden heb je een redelijke kans om punten te scoren door te gokken.
Zie voor een verdere toelichting: Vakdidactiek Bedrijfseconomie: Gokstrategieëen.
|
Vt Grootheid |
“Ik heb wel een getal uit deze som, maar ik heb geen idee wat ik uitgerekend heb.” Elke grootheid heeft een notie, een naam, een waarde en een dimensie (of eenheid). De naam zegt iets over de betekenis van de grootheid.
De notie geeft aan welke betekenis een rekenkundige grootheid heeft in een bepaalde context.
De naam die men gebruikt, kan verschillen per subdiscipline in de bedrijfseconomie. Om dat duidelijk te maken heeft deze site zo'n mooie ondertitel.
De waarde is een getal dat net zo goed een ander getal kan zijn.
De dimensie (of de eenheid) is de maatstaf die betekenis geeft aan het getal. Zonder vermelding van de naam en de dimensie weet je eigenlijk niet wat het getal voorstelt.
Economen gebruiken twee soorten grootheden: voorraadgrootheden [in stuks of euro] en stroomgrootheden [in stuks/periode of euro/periode].
De balans bijvoorbeeld geeft een beeld van de situatie op een bepaald moment en dus staan daar voorraadgrootheden op [alle grootheden in euro].
De resultatenrekening geeft een beeld over een periode en dus staan daar stroomgrootheden op [alle grootheden in euro/periode].
Zie ook: Vakdidactiek Bedrijfseconomie: Begrippen en grootheden.
|
Afkortingen |
GAAP |
GAAP staat voor Generally Accepted Accounting Principles.
Meestal gaat het dan over de US-GAAP, maar dat zijn slechts de GAAP die in de VS gelden en uit dien hoofde voor internationale bedrijven aantrekkingskracht hebben, omdat daarmee opname op de VS-effectenbeurzen mogelijk is.
Eigenlijk heeft ieder land zijn eigen systeem van GAAP. Dit staat dan als local-GAAP te boek.
Binnen Europa is een sterke ontwikkeling aan de gang om grote beursfondsen naar een gezamenlijke set van standaarden te brengen: IFRS (International Financial Reporting Standards).
Deze ontwikkeling is zo sterk dat zij de aanpak via EG-richtlijnen inmiddels verdrongen heeft.
|
GBC |
GBC staat voor Gedrags- en Beroepscode (voor accountants).
|