Maatschappelijk aandelenvermogen |
Het totale vermogen dat een NV of BV via emissie van aandelen zou kunnen verkrijgen [euro].
De maximale omvang van het aandelenvermogen is vastgelegd in de statuten van de onderneming.
Het uitgegeven deel van het aandelenvermogen is het geplaatste aandelenvermogen.
|
Management |
- Leiding geven aan een onderneming.
- De mensen die leiding geven aan een onderneming.
|
Management Control (Anglicisme) |
Bij Management Control gaat het om meer dan controleren alleen.
In feite gaat het erom economische processen te beheersen, dus te zorgen dat ze tot het beoogde resultaat leiden. De activiteiten die behoren tot control omvatten:
- Planning van activiteiten
- Communicatie naar en informatie van de betrokkenen
- Motivering van de medewerkers om de taken succesvol uit te voeren
- Vormgeven van de verantwoordelijkheidsstructuur
- Coordinatie van de verschillende afdelingen
- Evaluatie van de economische processen
- Besluitvorming over acties om al dan niet in te grijpen
- Beïnvloeding van de personen om gedrag te veranderen
- Bijstelling van de planning voor de volgende periode.
|
Markt |
- Alle vragers naar een product (Marketing).
- Het geheel van vraag en aanbod {Externe Verslaggeving en Micro-economie}.
- Plaats waar kopers en verkopers samen komen {Externe Verslaggeving en Spreektaal}.
|
Market order |
Type order binnen de effectenhandel waarbij de opdracht wordt gegeven om de beursorder uit te voeren tegen de beste prijs van het moment.
Bij verkoop zoekt de effectenhandelaar dan de hoogste prijs in de markt en bij aankoop de laagste prijs.
Synoniem: Bestens-order.
Andere typen van orders zijn: limiet-order, stoploss-order en stoplimiet-order.
|
Marktkapitalisatie |
De berekening van de waarde van een beursfonds door het aantal uitstaande aandelen (free float) te vermenigvuldigen met de beurskoers van dat moment. Het resultaat is de beurswaarde van de onderneming.
Aangezien de koers van aandelen voortdurend fluctueert, zal de beurswaarde van de aandelen dus ook voortdurend veranderen.
Synoniem: beurskapitalisatie.
|
Marktsegmentatie |
Een producent kan zijn mogelijke afzetmarkt opdelen om voor elk deel van de markt een andere marketing- of prijsstrategie te hanteren.
Die opdeling kan regionaal zijn (bijv. landen, provincies of steden) of op basis van handelskanalen (bijv. supermarkten, drogisten en apotheken).
Het aanbod in de marktsegmenten kan verschillen in naam, verpakking, samenstelling of prijs, dan wel combinaties daarvan.
|
Marktwaarde |
- Waardering van activa (bijvoorbeeld van effecten die als tijdelijke belegging zijn gekocht) tegen de verkoopwaarde die op het moment van boeking op de markt geldt [euro per stuk].
Men spreekt ook wel van directe opbrengstwaarde. Deze term is in gebruik bij goederen die of waardepapieren die wel ingekocht en verkocht worden, maar niet bewerkt worden. Men schat de waarde van de effecten of goederen op basis van de prijs die gangbaar is.
In deze situatie is de marktwaarde dus gelijk aan de vervangingswaarde, d.w.z. de waarde op de verkoopmarkt is gelijk aan de waarde op de inkoopmarkt.
- Waardering van gebouwen op basis van een afweging tussen de waarde in het vrije verkeer en de huurwaarde [euro per stuk].
Bij woningen zal de huurwaarde domineren, maar bij bedrijven waar de huurbescherming veel minder is, zal de waarde in het vrije verkeer overheersen.
- Waarde van een beursfonds op een bepaald moment op basis van het aantal verhandelbare aandelen en de prijs die voor dat aandeel tot stand is gekomen.
|
Marktwaardegewogen index |
Een beursindex waarbij de marktwaarden van de opgenomen beursfondsen gebruikt worden als gewichten bij de berekening van de waarde van de index op een bepaald moment.
Meestal beperekent men de marktwaarde tot de marktwaaarde van de vrij verhandelbare aandelen (free float).
Een alternatief is de prijsgewogen-index.
|
Massaproductie
|
- Productie op voorraad, meestal in grote aantallen, maar het kan ook in kleine series of per stuk. De specifieke wensen van de klant zijn dan dus nog niet bekend.
Bijzonderheid: voorraadvorming en daarnaast onderhanden werk.
De tegenhanger is stukproductie.
- Productie in grote aantallen, waardoor standaardisering van het verbruik van grondstoffen en arbeid mogelijk is.
Daardoor zijn standaardkosten te berekenen, die een goede planning en kostenbewaking mogelijk maken. Die standaardkosten zijn ook te gebruiken wanneer bestellingen op afspraak verwerkt worden.
In dat laatste geval is eigenlijk sprake van ‘stukproductie’, maar het lijkt zozeer op massaproductie, dat het onderscheid wegvalt.
De tegenhanger is ook hier stukproductie.
|
Matching |
- Koppeling van de kosten aan de omzet van de boekingsperiode.
De afzet in een periode is de basis om de winst te berekenen en alleen de kosten die samenhangen met die afzet mogen op de omzet in mindering worden gebracht {Interne Verslaggeving en Externe Verslaggeving}.
- Koppeling van de specifieke opbrengsten van een project in de tijd aan de specifieke kosten die in de loop van de tijd gemaakt worden (bijvoorbeeld boring naar olie).
|
Materialiteit |
Materialiteit wil zeggen dat de informatie voldoet aan de eisen van ‘ materieel belang’ zoals omschreven in het ‘Stramien voor de opstelling en vormgeving van jaarrekeningen’ in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving {Externe Verslaggeving}.
|
Materieel belang |
Informatie is ‘materieel’ indien het weglaten of het onjuist weergeven daarvan de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, zou kunnen beïnvloeden.
De materialiteit van de post of fout is afhankelijk van de omvang daarvan, beoordeeld onder de bijzondere omstandigheden waaronder het weglaten of onjuist weergeven plaatsvindt.
Het begrip materialiteit verschaft dus meer een drempel of kritische grens, dan dat het een primair kwalitatief kenmerk is dat informatie moet bezitten om nuttig te zijn (Raad voor je Jaarverslaggeving) {Externe Verslaggeving}.
|
Materiële vaste activa |
Vaste activa die bestaan uit tastbare kapitaalgoederen, zoals gebouwen en machines.
De term is wettelijk voorgeschreven voor BV’s en NV’s om hun balansposten te rubriceren {Externe Verslaggeving}.
Zie ook: bedrijfseconomische-modellen.nl. De post staat naast de immateriële vaste activa en de financiële vaste activa.
|
Modellen RJ (d.w.z. opgesteld door de RJ) |
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft via het Besluit Modellen Jaarrekening een aantal standaardmodellen gepresenteerd waaruit bedrijven kunnen kiezen bij het vormgeven van hun balans en resultatenrekening.
Deze modellen zijn nader uitgewerkt en toegelicht via de website bedrijfseconomische-modellen.nl.
De balansmodellen (met hun belangrijkste karakteristieken) zijn:
- model A: uitgebreide balans in staffelvorm
- model B test: uitgebreide balans in scontrovorm
- model C: globale balans in staffelvorm
- model D: globale balans in scontrovorm
De resultatenrekeningen (met hun belangrijkste karakteristieken) zijn:
- model E: staffel op basis van de kostensoorten bij massaproductie
- model F: staffel op basis op basis van de functionele kosten bij stukproductie
- model G: vervallen per 01-11-2015
- model H: vervallen per 01-11-2015
- model I: staffel op basis van de kostensoorten voor een handelsonderneming
- model J: staffel op basisvan de functionele kosten voor een handelsonderneming
|
Munt |
- Een metalen voorwerp (meestal rond en klein) dat dient om mee te betalen. Het is een wettig betaalmiddel in het land dat verantwoordelijk is voor de uitgifte en het beheer van die munt. Munten zijn een vorm van chartaal geld.
- Een metalen voorwerp (meestal rond en klein) dat vroeger diende om mee te betalen. Het is geen wettig betaalmiddel meer, omdat er geen land meer is dat verantwoordelijk wil zijn voor de uitgifte en het beheer van die munt. Voorbeeld Romeinse munten.
- Een munteenheid, waarmee een verwijzing naar een geldsoort wordt bedoeld. Vaak wordt een munteenheid ook als valuta aangeduid, maar helemaal juist is dat niet.
|
Munteenheid |
De term munteenheid slaat zowel op de betaalfunctie als op de rekenfunctie van een wettig betaalmiddel in een bepaald land of groep van landen.
Voorbeelden zijn de euro en de dollar. Een Nederlands bedrijf kan tegoeden aanhouden in euro (eigen valuta) of dollars (vreemde valuta). Het kan ook voorraaden aanhouden in euro. In dat geval is de euro geen valuta, maar wel een munteenheid, want je kunt ermee rekenen.
|
MV = PT (Verkeersvergelijking van Fisher) |
Fisher heeft een eenvoudige formule opgesteld om de samenhang weer te geven tussen de geldstroom en de goederenstroom in een land.
De geldstroom hangt van twee zaken af: de hoeveelheid geld (M van money) die in omloop is en de omloopsnelheid van het geld (V van Velocity), dus eigenlijk de snelheid waarmee het geld in een periode van hand tot hand gaat.
N.B. De omloopsnelheid kan ook beïnvloed worden door betaalmiddelen die niet tot de geldhoeveelheid gerekend worden, of door krediet dat particulieren aan elkaar verlenen.
De goederenstroom hangt af van het prijsniveau (P van Prices) en de hoeveelheid goederen en diensten (T van Trade) die in dezelfde periode van hand tot hand gaan.
Met deze vier componenten zijn ook vier categorieëen van oorzaken voor inflatie aangegeven.
|
Vakdidactische termen
|
Vt Mentaal model |
De voorstelling die een leerling of student zich maakt van de berekening van een type vraagstuk. Bijvoorbeeld de berekening van de kostprijs bij een fabrikant, of de berekening van de gewenste verkoopprijs bij een handelaar.
Op basis van voorbeelden en oefeningen met variaties op eerdere vraagstukken, ontwikkelt een persoon een mentaal beeld van de samenhang tussen alle grootheden die in de vraagstukken staan.
Dit beeld kan een goede weergave zijn van het conceptuele model dat de auteur van het leerboek voor ogen had, maar het kan ook afwijken doordat grootheden ontbreken, of worden toegevoegd. Of doordat mensen zelf samenhangen toevoegen die eigenlijk niet bestaan.
Bijvoorbeeld
(zie ook Proefschrift van Vernooij):
Boekhouden:
Brutowinst = omzet - kostprijs verkopen.
Kostprijs verkopen = afzet x inkoopprijs, (dus inkooprijs is kostprijs).
Accounting:
Nettowinst = omzet - afzet x kostprijs.
Kostprijs = inkoopprijs + opslag inkoopkosten + opslag algemene kosten.
Redenering:
De kostprijs is dus meer dan de inkoopprijs. Maar als de algemene kosten ook al in de kostprijs zitten, heb ik geen brutowinst meer.
Mogelijke mentale voorstelling op basis van deze zelf aangebrachte consistentie:
Kostprijs = inkoopprijs + opslag inkoopkosten
Brutowinst = omzet - afzet x (inkoopprijs + opslag inkoopkosten)
Nettowinst = brutowinst - afzet x (opslag algemene kosten).
Conclusie: kostprijs is fout, brutowinst is fout, maar nettowinst is goed.
|
Carelman’s tandem voor geliefden
|
Vt Mentale handeling |
Denkstappen die je zet. In gedachten voer je met jezelf een discussie en zet je redeneringen op.
‘Laat ik eerst de tekst maar eens goed lezen’ of ‘Ik kan meteen gaan rekenen, want ik weet toch al waar het over gaat’. Je maakt keuzes en stuurt je denkproces.
Hoe vaker je die mentale handelingen uitvoert, hoe meer ze geautomatiseerd raken. Het oplossen van vraagstukken doe je al jaren, dus heb je eigen gewoonten ontwikkeld die je gedrag sturen.
Het is dan heel moeilijk om over die gewoonten na te denken en ze echt ter discussie te stellen. Om ze te veranderen en te verbeteren. Toch is dat nodig in het kader van leren leren.
|
Vt Mentale voorstelling |
Het beeld dat je bij jezelf vormt tijdens het oplossen van vraagstukken. In de leerboeken staan de bedrijfseconomische modellen die je leren moet, maar komen ze ook precies zo in je hoofd als ze op papier staan?
Vorm je in je hoofd een exacte kopie van de kennis die je aangeboden krijgt, of verwerk je die kennis? Bouw je je eigen voorstelling op met je eigen associaties? Vallen er stukjes weg die er eigenlijk bijhoren of voeg je stukjes toe, die bij nader inzien niet in het boek blijken te staan?
Koppel je twee modellen aan elkaar, terwijl je die helemaal niet mag integreren, omdat ze van verschillende veronderstellingen uitgaan?
Soms denk je dat je het eindelijk snapt, en dat je de samenhang tussen modellen ziet, en dan blijkt ineens dat je twee benaderingen als alternatieven moet beschouwen.
|
Vt Metacognitie |
Metacognitie is kennis van het denkproces. Voor het onderwijs is vooral kennis van het leerproces van belang. Hoe leren leerlingen? Welke strategiëen gebruiken ze? Wat doen ze als het fout gaat? Hoe controleren ze zichzelf?
Voor de bedrijfseconomie heeft Fons Vernooij een systematische probleem aanpak (SPS) ontwikkeld in de vorm van de ABC-methode: Analyse, Bewerking en Controle.
Een recent initiatief op het gebied van bedrijfseconomie is de aanpak via een Content Representation (CoRe). De CoRe is een instrument om belangrijke begrippen die behoren bij een kernbegrip te laten verwoorden op basis van acht standaardvragen.
Bijvoorbeeld het systeem van Voorraadwaardering. Dit kan kan als basis dienen voor het ontwikkelen van vakdidactische kennis, door het 'hoe', 'wat' en 'waarom' van de onderwezen lesinhoud te koppelen aan datgene waar leraren het over eens zijn.
Voor uitgebreide info: zie "Haal je de voorste of de achterste eruit", Quincy Elvira, Factor D, nummer 2, 2017.
Een ander recent initiatief is de META-kaart van Selda Acar en Rodica Ernst-Militaru. Zie: Tijdschrift voor het Economisch Onderwijs, nummer 2, 2017.
|
Vt Metakaart |
De META-kaart is onderdeel van de META-methode, waarbij de META-kaart een denkcyclus visualiseert die behulpzaam is bij het oplossen van vraagstukken. Daarvoor moeten leerlingen zichzelf vragen stellen om een probleem systematisch aan te pakken.
De META-kaart bevat vier driehoeken met vragen die elk een metacognitieve denkstap voorstellen: begrijpen, verbinden, strategie kiezen, terugkijken. Deze aanpak is dus uitgebreider dan de ABC-methode.
Voor een toelichting van de META-kaart bij het vak M&O zie: Selda Acar en Rodica Ernst-Militaru. Zie: Tijdschrift voor het Economisch Onderwijs, nummer 2, 2017.
Vanwege het belang van dit artikel is het direct opvraagbaar: Pagina-1, Pagina-2 en de metakaart.
|
Vt Metamethode |
De META-methode is ontwikkeld om leerlingen te leren denken in stapjes bij het oplossen van vraagstukken. Zij is ontwikkeld door Rodica Ernst en het META-team van het Udens College.
De META-methode bestaat uit drie elementen: (1) de META-kaart, (2) mindmappen en (3) metacognitieve stellingen bespreken. Zie ook: De META-denkende leerling
Het mindmappen heeft tot doel om voorkennis te activeren en te structureren. Het bespreken van metacognitieve stellingen heeft tot doel om de leeringen bewust om te laten gaan met de wijze waarop zij vraagstukken aanpakken.
|
Vt Middelenanalyse |
Analyse van de probleemsituatie aan de hand van de beschikbare gegevens en de beschrijving van de context waarin het probleem is geplaatst.
In feite gaan het dus om het nadenken over de operationele definities van de gegevens. Zodra iemand nadenkt over operationele definities van de gevraagde grootheid is er sprake van doelanalyse.
Beide analyses zijn van belang om het achterliggende bedrijfseconomische model te ontdekken. D.w.z. bij fundamentele vraagstukken is de doelanalyse nodig om het model te achterhalen en bij contraire vraagstukken is de middelenanalyse van belang.
Maar een student weet op voorhand niet welk type vraagstuk wordt aangeboden. Dus zal hij beide benaderingen moeten gebruiken om te achterhalen hoe de relaties tussen alle grootheden liggen.
|
Vt Mindmap |
Mindmappen is een methode om je gedachten te ordenen en in kaart te brengen. Je kiest een begrip of grootheid en probeert alle associaties met dat begrip bijeen te brengen en stapsgewijze te ordenen met lijnen, pijlen en kleuren. Het resultaat is een mindmap.
Mindmappen is een al lang bestaand hulpmiddel bij het ontwikkelen van metacognitie dat steeds nieuw leven wordt ingeblazen. Zo heeft Bart van den Belt een methode in 7 stappen ontwikkeld om tot een mindmap te komen.
|
Vt Misconcept |
Een term die naar het oordeel van een of meer deskundigen op een bepaald vakgebied op een verkeerde wijze in gebruik is. Deze term heeft geen Engelstalig equivalent, anders dan misconceptie.
Een term die verwant is aan misconcept is: preconcept.
Voorbeelden: men gebruikt de term kosten en had uitgaven moeten zeggen, of men gebruikt de term uitgaven en bedoelt betaling.
Zie: aanschafkosten, emissiekosten, installatiekosten, sloopkosten, transactiekosten.
Voor verder informatie, zie de artikelen "Economische Noties" en "Economische noties en misconcepten".
|
Vt Misconceptie (taalmechanisme) (Anglicisme) |
- Onjuiste opvatting over een begrip of situatie. Het Engelse woord misconception betekent misvatting, of verkeerde opvatting.
Bijvoorbeeld: een percentage is een deel van het geheel, waarna men aangeeft dat de prijs inclusief BTW 121% van de prijs exclusief BTW is.
- Gebruik van een term in een verkeerde betekenis. Het gebruik kan gangbaar zijn, ook al weet men vaak dat de term niet juist wordt toegepast. Als een ander reageert door zijn verwarring uit te spreken, zal men zichzelf vaak corrigeren.
Voor verder informatie, zie de artikelen "Economische Noties" en "Economische noties en misconcepten".
De misconceptie kan ook zo verankerd zijn, dat men zich niet realiseert dat de wetenschap de term anders heeft gedefinieerd. Zie ook bij de term Kennis.
Voorbeelden: men praat over kosten en bedoelt uitgaven, of men praat over uitgaven en bedoelt betaling.
Zie: aanschafkosten, emissiekosten, installatiekosten, sloopkosten, transactiekosten.
|
Vt Model |
- Een stelsel van gedragsvergelijkingen, waarbij in elke vergelijking het gedrag van de betrokken partij of partijen (consument, producent, overheid, bankwezen en/of buitenland) expliciet en vereenvoudigd beschreven staat.
Essentieel is dat de aannames (in de vorm van veronderstellingen t.a.v. de werkelijkheid en t.a.v. het gedrag) expliciet vermeld staan. {Algemene economie en Econometrie}.
- Een stelsel van wiskundige vergelijkingen om eindwaarden of contante waarden te berekenen in complexe situaties. {Financiële Rekenkunde en Levensverzekeringswiskunde}.
- Een door de Raad voor de Jaarrekening samenhangende reeks van expliciet geformuleerde richtlijnen voor het opstellen van de balans of de resultatenrekening {Externe verslaglegging}
- Een verborgen stelsel van handelingsvoorschriften waarmee een onbekende bedrijfseconomsiche grootheid berekend kan worden op basis van een reeks data.
Het stelsel zit impliciet in de opgave verweven, omdat explicitering ervan de weg van de data naar de onbekende grootheid te makkelijk zou maken. {Bedrijfseconomie}.
- Wiskundige uitwerking van economische modellen, waarbij expliciete veronderstellingen worden gehanteerd die af kunnen wijken van wat gebruikelijk is bij de algemene economie of die juist vergelijkingen toevoegen aan de bedrijfseconomische problemen. {Wiskundige Economie}
N.B. Het verschil tussen algemene economie en bedrijfseconomie is dus dat het stelsel van gedragsvergelijkingen dat typerend is voor de algemene economie volledig ontbreekt bij de bedrijfseconomie (een enkele uitzondering zoals de break-even analyse daargelaten).
|