1. Inkoopprijs
Uitgangspunt is de inkoopprijs zonder BTW en zonder bijkomende kosten van de inkoop. Echter het is ook mogelijk dat een ondernemer de inkoopkosten (of een deel daarvan, zoals de directe inkoopkosten die in euro per eenheid product zijn berekend) al toevoegt aan de inkoopprijs. Het is zelfs mogelijk dat men werkt met een vaste verrekenprijs. Zie ook: www.bedrijfseconomische-begrippen.nl . |
2. Opslag brutowinst
Een ondernemer kan voor zichzelf vaststellen welke prijs hij graag zou willen hebben, maar in de praktijk zal hij zijn prijs moeten aanpassen aan de prijzen die de concurrenten vragen. Een ondernemer denkt dus eerst na over een Gewenste verkoopprijs. Vervolgens gaat hij na wat in de praktijk haalbaar is, zodat achteraf een Werkelijke verkoopprijs ontstaat.
De ondernemer baseert de opslag brutowinst meestal op een percentage dat in het verleden haalbaar is gebleken. Als een handelaar of winkelier meer soorten producten verkoopt, kan het brutowinstpercentage per soort product verschillen. |
3. Verkoopprijs als categorie en als lid van een categorie
De grootste complicatie is dat de term Verkoopprijs in twee betekenissen wordt gebruikt: als globale aanduiding van een categorie van begrippen. In feite gaat het in bovenstaand schema viermaal om een verkoopprijs. Alleen is er steeds een sprake van een bepaalde variant.
In de praktijk zal de term voor de variant vaak verwisseld worden met de algemene aanduiding Verkoopprijs, als duidelijk is wat men er eigenlijk mee bedoelt. Je moet je dus steeds afvragen wat iemand in een bepaalde situatie bedoelt met een bepaalde term. |
4. Verkoopprijs bij een opslag brutowinst berekend over de verkoopprijs
In plaats van een percentage brutowinst over de inkoopprijs te nemen kan de ondernemer ook een percentage van de verkoopprijs (excl. BTW) berekenen.
Gegeven de inkoopprijs levert dit één vergelijking met één onbekende op:
inkoopprijs = (100% - opslag%) / 100% x verkoopprijs.
De verkoopprijs is dan 100% / (100%-opslag%) x inkoopprijs.
Deze vorm van procentberekening (procent onder het honderd) is typisch voor bedrijfseconomie. |
5. Consumentenprijs
In principe is de consumentenprijs de prijs die consumenten moeten betalen voor een product. Dat is dus eigenlijk de gangbare verkoopprijs, want consumenten moeten de BTW betalen.
Tussen ondernemingen is de consumentenprijs niet van belang, omdat een ondernemer de BTW die berekend is over zijn ingekochte producten weer verrekenen mag met de BTW die hij zijn klanten in rekening brengt. |
6. Kortingproblematiek
Een ondernemer kan ook nog korting verlenen en daarop vooruitlopend een opslag voor korting toevoegen aan zijn verkoopprijs. Dit levert een tweetal extra stappen op, waarbij de Adviesprijs een belangrijke tussenstap is, want die verschijnt in de etalage.
Het lijkt wat vreemd om eerst een opslag voor korting toe te voegen en later weer een bedrag van korting eraf te halen. Consumenten reageren echter sterk op kortingen, dus een bedrijf dat altijd korting geeft, zal eerst moeten bedenken welke prijs het graag wil maken en daarna een bedrag toevoegen om korting te geven. Voorbeelden zijn de autombielbranche en de elektronica.
Uiteindelijk is de bedoeling dat de werkelijke verkoopprijs in de buurt komt van de consumentenprijs die de ondernemer als gewenste prijs in gedachten heeft. Meestal ontstaat alleen een verschil door afrondingen. |
7. Echte korting
Het komt natuurlijk ook voor dat een ondernemer echte korting verleent, als er een restant is wat snel weg moet, of als de verkoopdatum op de verpakking snel nadert. In dat geval is de opslag voor korting € 0,0 en gaat de werkelijke korting van de consumentenprijs af. |
8. Brutowinstmarge
Uiteindelijk komt de werkelijke prijs tot stand via de opslagen en via de onderhandelingen met de klant, waarbij korting soms wel en soms geen rol speelt. Dit leidt uiteindelijk tot de brutowinstmarge: werkelijke verkoopprijs (ex. BTW) minus de inkoopprijs. |
9. De btw-berekening
De btw die uiteindelijk moet worden afgedragen is altijd te berekenen vanuit de werkelijke verkoopprijs: btw% / (100% + btw%) x werkelijke verkoopprijs.
Dus als de verkoopprijs ex BTW € 100 is, dan is de verkoopprijs inclusief BTW bij een tarief van 6% gelijk aan € 106.
Terugredenerend vanuit de verkoopprijs is de BTW dus 6/106 x de consumentenprijs = 6/106 x € 106 = € 6. Deze vorm van procentberekening (procent boven het honderd) is typisch voor bedrijfseconomie. |
10. Werken met formules
Bedrijfseconomen werken niet graag met formules, ook niet als dat heel goed mogelijk is. In plaats van een reeks stappen, zou je de tussenresultaten kunnen weglaten en de berekening in wiskundige vorm kunnen weergeven:
Consumentenprijs = (100% + BTW%) x (100% + brutowinst%) x inkoopprijs.
Werkelijke verkoopprijs = (100% - korting%) x (100% + dekking%) x consumentenprijs.
Dus:
Werkelijke verkoopprijs = (100% - korting%) x (100% + dekking%) x (100% + BTW%) x (100% + brutowinst%) x inkoopprijs. |