1. De (netto-)omzet
De netto-omzet is de omzet na aftrek van kortingen en rabatten. Het is dus het bedrag waarover omzetbelasting is berekend.
Bij handelsondernemingen moet de term netto-omzet vervangen worden door brutowinst (het verschil tussen de (netto-)omzet en de inkoopwaarde van de afzet). Dit is dus een variatie op bovenstaand model, omdat de brutowinst niet de basis is voor de BTW-berekening. |
2. Diverse kosten
Vaak ziet men zelfs 'Kosten' staan in krantenartikelen waar kwartaalcijfers of jaarcijfers worden gepresenteerd. In feite gaat het om een restbegrip. Het zijn kosten die in mindering komen op de (netto)-omzet, maar dan wel alle kosten die niet apart genoemd zijn in het overzicht.
Dus de kosten voor afschrijvingen, afboekingen en rente vallen in dit overzicht automatisch buiten het begrip Diverse Kosten omdat ze elders in het overzicht genoemd staan. Deze manier van flexibel omgaan met bedrijfseconomische begrippen is essentieel om te snappen hoe economen met hun begrippenapparaat omgaan. Zie voor nadere informatie: www.bedrijfseconomische-begrippen.nl |
3. EBITDA
De grootheid ebitda staat voor Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortisation. Het is een maatstaf voor de economische potentie van een bedrijf aan de hand van het operationele resultaat voordat het wordt beïnvloed door de rente op het vreemde vermogen (die afhangt van de solvabiliteit) en de afschrijvingen.
Het is een benadering zoals de cashflow, maar dan iets uitgebreider. Het gaat om de stroom inkomsten die ter beschikking komt om de rente, de herinvestering en de beloning van het eigen vermogen te voldoen. |
4. Rentebaten en rentelasten
Rente die achteraf betaald wordt heet interest en rente die vooruit betaald wordt heet disconto.
In de wettelijke voorschriften heeft de wetgever een ruime formulering gekozen. Ondanks het wijdverspreide gebruik van 'interest' in het bedrijfsleven, staat er in de voorschriften dat bedrijven de termen 'rentebaten' en 'rentelasten' moeten gebruiken. Zie : www.bedrijfseconomische-begrippen.nl voor nadere informatie over de renteterminologie.
Om externe financiers en aandeelhouders goed te informeren bestaat het voorschrift om zowel de rentebaten als de rentelasten in de externe resultatenrekening te tonen. Normaal gesproken zal het saldo van dit bedrag een negatief getal zijn (rentelasten zijn hoger dan rentebaten) en door dit bedrag op te tellen bij EBITDA gaat het totaal van deze twee omlaag. |
5. Financieringsresultaat
De wetgever wil dat externe belanghebbenden in de externe verslaggeving kunnen zien wat de totale beloning van het gehele vermogen van de onderneming is geweest. Om die reden moeten rentebaten en -lasten afzonderlijk vermeld worden op de externe resultatenrekening.
Vreemd is echter dat de officiële voorschriften geen naam bevatten voor het saldo van deze posten. Daarom is hier gekozen voor de term 'financieringsresultaat'. |
6. Cashflow
De term cashflow heeft verschillende betekenissen. Hier staat zij voor de som van nettowinst en afschrijvingskosten samen. In uiteenzettingen over ebitda wordt de cashflow vaak niet genoemd, maar voor de samenhang is deze term in dit overzicht ingebouwd, omdat zij eenzelfde functie heeft.
Het essentiële
verschil is dat de cashflow vooral voor aandeelhouders interessant is, terwijl ebitda voor alle vermogensverstrekkers van belang is. |
7. Afschrijvingen en afboekingen
Soms ziet men afschrijvingen als synoniem voor afboekingen, maar soms niet, zoals blijkt uit het gebruik. Bij materiële vaste activa, zoals gebouwen, machines en vervoersmiddelen spreekt men van afschrijvingen als het gaat om een schatting van de waardedaling van deze activa als gevolg van het gebruik van deze middelen.
Bij vaste activa spreekt men van afboekingen als het gaat om een waardevermindering die in principe los staat van het gebruik. Dat zal vooral het geval zijn bij immateriële vaste activa (zoals goodwill, licenties en octrooien) maar het kan ook zijn dat materiële vaste activa door andere redenen dan gebruik in waarde dalen.
|
8. Operationeel resultaat
In principe gaat het hier om het ‘resultaat uit gewone bedrijfsuitvoering’. Dus het bedrijfsresultaat dat zou ontstaan als er geen bijzondere gebeurtenissen, zoals boekwinst op verkoop van activa, reserveringen voor reorganisaties, e.d. zou bestaan.
Maar economen zouden geen economen zijn, als sommige bijzondere resultaten niet toch meegenomen zouden worden in het operationele resultaat. Vooral als daarmee een verlies is om te toveren in een winst, zal men sommige eenmalige meevallers meenemen in het operationele resultaat. |
|
9 Bijzondere resultaten
De post Bijzondere resultaten komt in feite overeen met de post ‘Incidentele winsten of verliezen’ bij verzekeringsmaatschappijen of ‘Eenmalige baten of lasten’ die bij de banken voorkomt. Het gaat om bedragen die bij fusies of overnames verrekend worden of bedragen die voortkomen uit de verkoop van vaste activa voor zover die reeds waren afgeschreven.
Eventuele belastingverplichtingen worden apart verrekend voordat het bedrag wordt toegevoegd in dit stadium van de berekening. |
10. Nettowinst
In de externe verslaglegging van een BV of NV is de nettowinst het bedrag dat overblijft na aftrek van vennootschapsbelasing. In de interne verslaglegging is de nettowinst het bedrag dat overblijft voordat de vennootschapsbelasting eraf gehaald is.
De reden is dat een bedrijf zijn nettowinst moet opgeven aan de belasting en daar soms nog correcties op kan toepassen in verband met bijzondere regelingen die de belasting hanteert. Bij de externe verslaglegging willen de aandeelhouders weten hoeveel geld er overblijft voor interne financiering of voor uitkering in de vorm van dividend. |
11. EBITDA niet in interne verslaglegging
Bedrijven zijn vrij om hun interne resultatenrekening naar eigen inzicht in te delen. De interest op het vreemde vermogen, die voor het bedrijf een gewone kostenpost is, komt daar niet apart op de resultatenrekening voor. De ebitda is om die reden ook niet te berekenen vanuit de interne resultatenrekening.
|
12. Wettelijk voorgeschreven modellen
Voor de externe verslaggeving heeft de overheid voor de besloten en naamloze vennootschappen voorschriften gegeven over de opstelling van de resultatenrekening. Deze moeten de onderlinge vergelijkbaarheid van bedrijven vergroten. Bedrijven mogen kiezen welk model zij aanhouden.
Journalisten kunnen die modellen in hun verslagen soms iets aanpassen, om de toegankelijkheid van de informatie te vergroten. Dat levert in feite extra jargon op, omdat dan synoniemen gebruikt worden die soms afkomstig zijn uit andere jargons dan de officiële wetteksten. In feite gaat het dan niet zozeer meer om Externe Verslaggeving, maar om Financiering.
Helaas is de terminologie van deze modellen onderling niet consistent.
Daarom is op deze site een reeks modellen weergegeven:
- deze gestileerde vorm, bestemd voor het onderwijs;
- enkele realistische modellen conform het Besluit Modellen Jaarrekening. |