Kiezen van het juiste model |
Op de pagina Bereken X is uiteengezet dat de meeste bedrijfseconomische vraagstukken vanuit de wiskunde gezien een functievoorschrift missen (zie voorbeeld 1.2). Er zijn een of meer onbekenden die opgelost moeten worden met twee of meer gegevens. Hoe die gegevens gecombineerd moeten worden, staat er niet bij, want dan wordt het vraagstuk te makkelijk. |
Voorbeeld 1.1
Een handelsbedrijf beschikt over de volgende gegevens met betrekking tot het afgelopen jaar:
omzet = € 950.000
inkoopwaarde afzet = € 300.000
variabele kosten = € 350.000
constante kosten = € 100.000
Gevraagd: 1. bereken de brutowinst
2. bereken de nettowinst
Op de pagina Het PAD is uiteengezet dat een bedrijfseconomische interpretatie vereist dat je een algemeen bedrijfseconomisch model kiest om te achterhalen welke samenhang er is tussen de beschikbare gegevens en de gevraagde grootheden.
De termen variabele kosten en constante kosten zouden ertoe kunnen leiden dat je te raden gaat bij de Micro-Economie. Je komt dan terecht bij onderstaand model. In dit model valt de inkoopprijs van de goederen onder de variabele kosten per stuk. De definitie van variabele kosten is in de micro-economie dus anders dan in de bedrijfseconomie.
|
Het winstmodel bij de micro-economie
|
Dit model biedt echter onvoldoende houvast om het vraagstuk op te lossen. In het model ontbreekt de grootheid brutowinst en dus kun je het vraagstuk uit Voorbeeld 1.1 er niet mee oplossen. Ook is te zien dat de micro-economie geen gebruik maakt van de term omzet maar van totale opbrengst. De term omzet heeft dus een signaalfunctie. Dit woord is genoeg om te zoeken naar een model dat geschikt is om het vraagstuk op te lossen. |
Het winstmodel bij de bedrijfseconomie
|
Helaas zijn economen nogal slordig in het gebruik van termen, dus het kan gebeuren dat bijvoorbeeld bij de berekening van een break-even punt plotseling termen als totale constante kosten of totale variabele kosten opduiken in een bedrijfseconomisch vraagstuk. Daardoor is het soms moeilijk om het juiste model te kiezen. Maar niet alleen economen zijn slordig.
Tijdens mijn
onderzoek ontdekte ik dat leerlingen tijdens een proefwerkweek in 4 VWO bij drie vakken de winst van een handelsonderneming moesten berekenen. Bij wiskunde kregen zijn een opgave voorgelegd waarin de variabele kosten alleen uit de inkoopwaarde van de verkochte goederen bestond. Voor de ‘eenvoud’ had men afgezien van de variabele kosten per stuk die bij de bedrijfseconomie standaard zijn. Dit leidde tot het volgende PAD voor het wiskundeproefwerk. |
Het winstmodel bij de wiskunde
|
Het resultaat van deze verschillen in aanpak was dat deze leerlingen in 4 VWO binnen een week drie verschillende benaderingen moesten toepassen om de winst te berekenen. Iedere docent vond zijn eigen aanpak vanzelfsprekende. Geen van de docenten was op de hoogte van de afwijkende modellen in de andere vakken. Onderling overleg was er niet en niemand attendeerde de leerlingen dus op deze inconsistenties. |