|
|
|
|
Economische notie |
„Ach wat maakt het uit of er omzet staat of verkoopprijs, als je maar begrijpt wat ze bedoelen”. Dit is een van de meest opmerkelijke uitspraken geweest die ik opving tijdens het afnemen van hardop-denk-protocollen.
Kennelijk gaat het niet om de naam van de grootheid, maar om iets wat achter de naam schuil gaat. Iets wat mede afhankelijk is van de context. Iets wat begrip van de situatie vereist om tot de juiste interpretatie van een term te komen. Kennelijk gaat het om een economische notie. |
Elke grootheid heeft een economische notie, een naam, een waarde en een eenheid (of dimensie). Over economische noties is bij Kennis van situaties al opgemerkt dat het gaat om de betekenis die een term heeft, vanuit economisch perspectief.
Als voorbeeld is daar aangegeven dat de grootheid Afval wel zes verschillende economische noties kan omvatten. Eigenlijk is de term afval, dus een homoniem waarbij die ene term kan verwijzen naar zes verschillende economische grootheden.
|
Een bekentenis
In mijn proefschrift en in veel artikelen heb ik betoogd dat een economisch begrip uit drie elementen bestaat: een naam, een getal en een eenheid. Maar alsnog, anno december 2014, moet ik daar een kanttekening bij maken.
Economische begrippen bestaan niet uit drie, maar uit vier elementen: een notie, een naam, een getal en een eenheid. Deze website is dan ook herschreven vanuit dat gezichtspunt.
De semantische vraag die uit dit verbeterde inzicht voortvloeit, is of het nuttig is om voor elke notie een aparte naam te hebben?
Bijvoorbeeld
Als er vier noties zijn, zoals betaling, uitgave, kosten per periode en kosten in een bepaalde periode, is het dan nodig om die vier noties semantisch te onderscheiden of kunnen we het gemakshalve met twee namen af: uitgaven en kosten?
Laten we een voorbeeld nemen en los van elkaar de economische noties onderscheiden en de vervolgens de vraag stellen hoeveel en welke begrippen zinvol zijn om die noties te benoemen.
In oktober 2014 gaat een bedrijf een onderhoudscontract aan van twee jaar, dat ingaat op 1 november, voor een totaal bedrag van € 4800. De betaling voor het eerste half jaar vindt plaats op 1 december.
Welke economische noties moeten de leerlingen hierin onderkennen?
Vereiste economische noties:
- 1 november:
factuur eerste periode voor € 1200;
- 1 november: ingang van de belasting van de RR
voor € 2400 per jaar
d.w.z. voor € 200
per maand;
- 1 december: overmaken van € 1200 voor de eerste periode;
- 31 december: belasting RR voor € 400 in 2014.
De vraag is nu hoeveel termen zinvol zijn om deze verschillende economische noties onder woorden te brengen. Mijn keus zou zijn:
- 1 november uitgave
- 1 november kosten per onbepaalde
periode - 1 december betaling
- 31 december kosten voor 'n bepaalde
periode.
Het punt is nu dat elke docent de vrijheid heeft om zelf te kiezen hoeveel woorden volgens hem of haar de beste benadering is.
Twee woorden hebben de eenvoud van een tweetal, maar dan moet steeds uit de context blijken welke exacte bedoeling de spreker of auteur heeft met die term. Misverstanden liggen voor de hand.
Maar meer woorden vereist consistenter woordgebruik, want anders doceer je de verkeerde noties.
Economische noties en begrippen
Alles in overweging nemend, geldt de vraag niet of het beter is om met twee of met vier begrippen te werken als het om uitgaven en kosten gaat maar om de vraag:
Hoeveel economische noties moeten bij de leerlingen tot ontwikkeling komen en hoeveel begrippen zijn daarvoor nodig? |
|
Noties en namen
Algemener geformuleerd, is het zinvol om twee homoniemen te hanteren waar het om vier noties gaat?
Een homoniem is een term die twee of meer betekenissen kan hebben, dus kan duiden op twee of meer verschillende noties. Homoniemen zijn legitieme taalkundige verschijnselen, want de woordenboeken staan er vol mee.
Anders geformuleerd: is het denkbaar dat ik twee verschillende noties kan oproepen met dezelfde naam en het onderscheid laat plaatsvinden op basis van de situatie waarin de term gebruikt wordt?
Eigenlijk wel, ook al is het niet praktisch, zoals in het voorbeeld van omzet en verkoopprijs. De leerling had er echter geen probleem mee. "Als je maar weet wat ze bedoelen". Dat is kennelijk het criterium.
Dimensieloze modellen
In mijn proefschrift (1) heb ik beschreven hoe leerlingen dimensieloze modellen in hun hoofd ontwerpen, doordat zij de eenheden negeren die bij een grootheid horen.
Bijvoorbeeld:
- Verkoopprijs = kostprijs + nettowinst
i.p.v.
- Verkoopprijs = kostprijs + opslag nettowinst.
- Kostprijs = inkoopprijs +
directe inkoopkosten +
algemenebedrijfskosten.
i.p.v.
- Kostprijs = inkoopprijs +
directe inkoopkosten per stuk +
opslag algemene kosten.
- Brutowinst = omzet - inkoopprijs
i.p.v.
- Brutowinst = omzet - inkoopwaarde.
In feiten bouwen de leerlingen dan geen consistente bedrijfseconomische modellen in hun hoofd, maar modellen van trefwoorden, waar geen onderscheid gemaakt wordt tussen twee belangrijke noties: ‚per eenheid product' en ‚per periode'.
Invloed jargons op noties
Bovendien hebben leerlingen te maken met verschillende jargons: boekhouden, interne verslaglegging, financiering, externe verslaglegging, commerciële calculaties, etc.
Elke subdiscipline heeft zijn eigen noties en zijn eigen namen. Homoniemen en synoniemen volop, zoals is weergegeven op de website bedrijfseconomische-begrippen.nl.
Kennis van begrippen houdt in dat je kennis hebt van homoniemen (een naam die verwijst naar meerdere noties) en synoniemen (een notie die met verschillende namen wordt aangeduid).
Kennis van subdisciplines in de bedrijfseconomie is noodzakelijk om de situaties te schetsen waarbinnen een bepaalde term verwijst naar een bepaalde economische notie.
Nu zou het probleem overzichtelijk blijven als economen de verschillende jargons zouden willen onderkennen en er zorgvuldig mee om zouden willen gaan.
Maar helaas, vaak is te constateren dat slordig woordgebruik veelvuldig voorkomt. Economen hanteren de namen van economische grootheden gemakzuchtig onder het motto: "Je weet toch wat ik bedoel (in deze situatie)".
(1) Het leren oplossen van bedrijfs- economische problemen (1993)
|
|
|
|
|
|
De bedoeling van Vakdidactiek Bedrijfseconomie
|
Vakdidactiek-bedrijfseconomie.nl is nauw verbonden aan de de websites bedrijfseconomische-begrippen.nl en bedrijfseconomische-modellen.nl. Zij biedt essenties van de vakdidactiek bedrijfseconomie aan in overzichtelijke eenheden, voor zowel leerlingen, studenten, als docenten.
Auteur is Fons Vernooij, die als eerste in Nederland is gepromoveerd op een onderwerp uit de vakdidactiek bedrijfseconomie (september 1993): “Het leren oplossen van bedrijfseconomische problemen. Didactisch onderzoek naar kostprijs- en nettowinstvraagstukken in het voortgezet onderwijs”. Deze dissertatie is de bron voor de pagina’s van deze site.
Mocht u tips of hints hebben dan ontvangen wij die graag via de webmaster Fons Vernooij.
|
|
|
Website van Fons Vernooij: fons-vernooij.nl
|
Copyright © 1998 by Fons Vernooij en anderen. Wij volgen het privacy-beleid van Google en zijn niet verantwoordelijk voor het selecteren van de advertenties in de Google vakken. Registratienummer V.O.F. Adviesbureau CASA: KvK Rijnland: 58884114 / BTW 8532.22.848 Dossiernummer Stichting Onderwijsportaal: KvK Rijnland: 28092786 / BTW-nummer 8106.36.025
Webmaster: Fons Vernooij
Info over privacy en cookies: zie Privacybeleid Leveringsvoorwaarden: zie bijgaand document
|
|
|
|
|