In aansluiting op de praktijk vermengen bedrijfseconomen het academische uitgangspunt met de alledaagse realiteit. Zij beroepen zich erop dat bedrijven nu eenmaal slordig met begrippen omgaan en dat het contact met de realiteit behouden moet blijven.
Daardoor blijven de inconsistenties bestaan en is het een belangrijke vaardigheid om in de bedrijfseconomie te leren omgaan met slordig woordgebruik.
Daar komt bij dat de doelstelling van het bedrijfsleven niet is om consistent en gedisciplineerd te praten, maar om geld te verdienen. Tijdverspilling is geldverspilling.
Nadenken en afstemmen op mensen buiten de eigen kring, is misschien nuttig, maar vereist tijd die voor andere zaken, zoals geld verdienen, gebruikt kan worden.
Deze pragmatische manier van denken blijkt bijvoorbeeld uit de wijze waarop economische begrippen gedefinieerd worden. Zo is er een onderscheid tussen directe en indirecte kosten.
Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan de veroorzakers van die kosten. |
|
Maar indirecte kosten zijn niet alleen kosten waarvoor die koppeling niet gemaakt kan worden, maar ook kosten waarvoor de koppeling wel mogelijk is, maar het maken van die koppeling te complex en dus te duur is.
Voor het gebruiksgemak zijn er veel vage begripsstructuren. Variabele kosten, bijvoorbeeld, zijn kosten die variëren met de omvang van de productie (en/of de afzet).
Alle kosten die dat niet doen, behoren tot de vaste kosten of constante kosten. Daardoor valt een marketingbudget onder de constante kosten, terwijl het van minuut tot minuut te veranderen is.
De term constante kosten staat dus voor een restcategorie, zoals ook termen als algemene kosten, exploitatiekosten, complementaire kosten, brutowinst, perioderesultaat en bedrijfsresultaat per situatie van inhoud kunnen wisselen.
De exacte betekenis van die termen hangt dus af van de situatie waarin ze gebruikt worden en van de kosten- en opbrengstencategoriëen die nog niet genoemd zijn in die situatie. |